ik ben een voertuig in mijn kop
ik rij, het wordt rood en ik stop
kijkend naar de verdorde kilte om me heen
wentel ik me erin, ‘k blokkeer en ik ween
telkens ik het over me heen laat
beland ik in de barrièrestraat
ik zal er mijn stoep opkuisen
mijn geest ontdoen van bijtende luizen
let ik op, waarin ik mijn boontjes dop
ik doen het sereen en helemaal alleen
na mijn mandaat voor de kost en de baat
open ik mijn sluizen en zal nimmer verhuizen
daar waar ik sta!
ginds in de barrièrestraat