In een donkere lange jas met vele gaten,
Zwerft hij over de straten,
In zijn ene hand een tas en een petje in de andere een oude gitaar
Beschadigt en met een kapot gesprongen snaar.
Op de hoek van de straat blijft hij staan,
Speelt zijn lied en laat daarin al zijn emotie gaan.
In de hoop dat mensen wat geld zullen geven,
Zingt hij over zijn leven,
Elke dag sla ik een kruis,
Hoop dat ik zou kunnen wonen in een warm huis,
Geld heb ik niet om van te kunnen leven,
Een meisje niet om liefde aan te geven
Eenzaam zoals ik soms kan zijn
Vind ik het zingen en spelen op mijn gitaar zo fijn.
Zo voel ik mij niet alleen,
Maar dansen de vrolijke noten om mij heen.
Als de torenklok na een uur weer slaat
Zoekt hij een ander plekje op straat
Om de vrolijke noten weer te spelen
Zijn lied met andere mensen te delen,
Als de avond is gekomen begint hij al zijn spul bij elkaar te rapen,
Zoekt hij een parkbankje om daar te gaan slapen
Met op zijn wang een traan,
Zingt hij nog een keer spontaan
Elke dag sla ik een kruis
Hoop dat ik zou kunnen wonen in een warm huis
Geld heb ik niet om van te kunnen leven
Een meisje niet om liefde aan te geven
Eenzaam zoals ik soms kan zijn
Vind ik het zingen en spelen op mijn gitaar zo fijn
Zo voel ik mij niet alleen
Maar dansen de vrolijke noten om mij heen.
Als hij in slaap valt en daar zo op het bankje ligt
Droomt hij en ziet hij voor zich,
Dat hij zijn geld niet meer hoeft te verdienen op straat
Alles hem voor de wind gaat
Een meisje heeft hij om liefde aan te geven
Genoeg geld om van te kunnen leven
Maar een ding vergeet hij dan niet
Dat hij dit alles heeft te danken aan zijn eigen geschreven lied.