De dag begon in bleek de handjes
het ziekbed van het kind
met starend oogjes
met bleke lipjes in een nog niet willen gaan
zijn wil was moedig en spontaan
de dauw van druppels in zijn droeve oogjes
zijn rimpels pijn in zieke wenkbrauw boogjes
O, God hoe kan ik het toch bestaan
een kind zo jong en niet zo lang nog speels in vreugde
alsof nu zijn willen blijven leven niet meer deugde
alleen om dat hij één tel niet had opgelet
door een auto van de weg geschept
Zijn ouders moesten s,nachts maar bij hem waken
hij haalde net de ochtend nog
hij was nog warm in zijn laatst en haast geronnen bloed
wonden van zijn laatste groet
Toen verstarde alles in zijn kinderbeelden
als was dat in zijn huid vergeelde
een laken over zijn gezicht getrokken
als kunstwerk dat nog op zijn sokkel
moest worden neergezet en ingewijd
Wrang en stuitend uitgespreid