zit ik te graven,
in mijn geheugen,
kijk ik tevreden terug,
het is geen leugen,
als ik zeg dat ik die tijd mis,
die tijd,
die ik eigenlijk al zo lang uit
mijn geheugen heb gewis,
die tijd die mij weer denken doet,
dat het kostbaar is,
weet ik, en is misschien ook goed,
zoals het is,
dus bewaar ik hem,
de tijd,
het verleden in mijn hoofd,
een zwak licht,
dat nimmer doofd.