...
Het oog moe, weggezakt in blubberige huid
een grote zee van ziel gestrand aan lager wal
vernauwd - benauwd - haast uitgeklauwd
o kapot gestuiterde knikker, leeggelopen bal
uw staarziek’ zoeken brengt de uitputting nabij
Onze vermoeide lijven en o zo gare geesten
verwikkeld in het gesponnen web der beelden
bang – eeuwenlang – vast in het gevang
ziet niets nog helder, kijk daar de veroordeelden
hun eigen lakens spreiden als rag rond rups
Haast niet bij machten meer het oog te heffen
de luiken winnen ‘t , langzaam slaan zij neer
verblind - getint - vindt niets wat wordt bemind
kijk het eens kijken! redding in dons en veer
ziet in nacht zijn rust, in droom zijn vlucht
Maar geen slapend oog vindt ooit zijn heil
want wat zich sluit zal zich nooit verruimen
verdraaid - genaaid - o met waan bezaaid
dommelig zuigen wij als kind nog duimen
zo schommelt ons ‘t luie wiegje van ‘t ongewis
Wie wij zijn is niet wat wordt gezien, arm
is het oog maakt glorie tot ’n brodeloos gezicht
ontwaak! - maak aanspraak – uw naakte aard
want niet de slaap ontsluimert maar het licht
zelf, dat in u is zal ’t ware leven wakker wekken
F.