er was eens een prinses met blond haar en blauwe ogen
ze genoot van het leven en vond snel iedereen lief
iedereen vond haar ook snel lief
op een dag zei haar vader; " prinsesje mijn, ga toch eens naar buiten,
neem op mijn rekening een boskaart en ga fijn midgetgolfen, leer het
verschil tussen kabouters en reuzenspellen kennen
dankbaar meldde ze zich aan bij de club
en startte in een beginnersles
daar stond hij, een reus van een kabouter
met aristocratische puntmuts op
zijn tanden blonken als miljoenen sterren en zijn zwarte haar
zou er later uitvallen, maar toen bezat hij het nog
met zijn stick sloeg hij stoere ballen, doelgericht de netten in
niet lang daarna ving hij haar lach en belandde ook in het netje
hij was zo charmant, kocht haar diamanten en een ponypaard
om samen uit te blinken
hij blonk steeds beter uit, kon uit zijn hoofd alle formules uitspreken
die ooit in een toverboek werden opgenomen, hij was fantastisch
hoogbegaafd, zo hoog dat het boven zijn hoofd uit floreerde
elke middernacht per week kreeg ze een bosje bloemen
en een stiefzoon om voor te zorgen, die zijn kruin overwoekerde
hij plukte alles langs de slootkant, en ze hield van hen
hij verkocht haar alles, ze lette gewoon niet op
niet op de dagappeltjes die hij schilde om 7 minuten over 8
niet dat hij opnieuw begon als de schijfjes niet klopten
zelfs niet dat het al jaren zo ging, je raakt eraan gewend
thans zit ze in de torenkamer met uitzicht over de slotgracht
bewaakt door opgeblazen krokodillen, zwaaiend met een zakdoek
doch niemand die het ziet, ze huilt
nooit als krokodil en schrikt van iedere grote bek