Een bed.
Een kastje voor de nacht.
Een leeslamp.
Bij een doorgekraste Bijbel.
Met vloeken in de kantlijn.
In krabbels neergezet.
Een linnenkast met lakens.
Stapelstijf.
Lijkwit.
Een tafel met zes stoelen
De muren en plafond.
Een toog.
Een etensbord
met geitenoog.
Een badkamer.
Een plas,
TL wit licht.
En buiten liep het gangpad
DOOD.
En buiten waren meeuwen vóór de ramen.
Schampend snijdend aan het glas.
Als messen.
Gierend in de witte lucht van sneeuw.
Boodschappers.
Verkondigers.
Doodsbleek,
Indringend wit.
Lijf aan lijf.
Dalend en wéér opgeveerd.
Zij schreeuwden:
“Hier heerst Het Beest
in dit gesticht.
Zie hier zijn naam in neonlicht.
Drie coma’s,
omgekeerd !”
Jessrose**: | Vrijdag, april 17, 2009 22:40 |
Een gedicht dat je echt even het zwijgen oplegt, echt heel mooi verwoord. Bijzonder.. Gr Jessica |
|
Auteur: Leon Larssen | ||
Gecontroleerd door: | ||
Gepubliceerd op: 17 april 2009 | ||
Thema's: |