De nacht werd een dag, licht ademend, fris beneveld
Dronken van de wijn stroomde ze door mijn hoofd
Een rivier waarin haar gezicht dreef langs de oever
Waar ik afwachtte, tot haar hart zich zou helen
De nacht fluisterde met de stem van gehaaste vrouw
Ze was in alle vroegte op weg naar haar minnaar
Terwijl zij haar haren draaide tussen vingers en zoende
Het was plagerig speels, plekjes van genot zoekend
Nog even wegduttend met de ontstane verwarring
Vermengde het open raam de ochtend met ons
Al was mijn gezicht nog warm van haar adem
Het zou bleker worden toen de zon opkwam
Ik lag naast haar terwijl het eerste zonlicht
Haar mee nam naar het begin van de revolutie
Naar de hoger gelegen oorsprong van de rivier
Waar het water tot aan mijn lippen staat geschreven
Vermomd als symbool, vind je een brug hier zo zuidelijk niet
Ik had mijn nachten met het lichaam van een illusie