...
Onwetend baande ik mij langs onmogelijke liefdes
voor vrouw, voor waan - in hartverscheurende brieven
rukte ik mij van zacht- en zoetheid los, en los!
van mijn natuur, o beeld en vorm zij zijn als dieven
roven onze lijveloze aard, die ware held ieders epos
En zo zwierf ik als een wees van de waarheid
eenzaam - door ‘t vreemde land, en o beneveld
door iets veel krachtiger dan drank, was mijn gelag
gelijk ‘n stervende die de woorden van hoop prevelt
maar, gedoemd te dalen, daar zijn laatste adem zag
Uiteindelijk stierf ook ik en gelegen in het diepst
van afgrond, hielden de woorden op en alles zweeg
zweeg! een duizend keer niets en leeg - en ik voelde
voor het eerst - de vrijheid die ik wederkreeg
en weg was de bezwijming die zo hevig in mij woelde..
(Vervolg)
F.