Druppels, zo lauw
bengelen over mijn huid
Met donkere kijkers, grauw
kijkt ze door de ruit
Handpalm een schaduw
gezicht een tafereel
instaan voor afschuw
van het erge teveel
Uit het brein ontluisterd
de kracht van coherentie
de blik verduisterd
armoede zonder attentie
Twee handen trekken dicht
lappen stof als gordijn
enkel een klein schemerlicht,
kwijnen in alleen zijn.
Plots die verdwaasde schok
weg was de energie
witte regen als vlok
daar is de harmonie
geen plots wezen
om pracht en praal
Kerstmis is herrezen
Samen-zijn, staat centraal