Ik sla, schop en steek,
even ligt hij uitgeteld op de grond.
Maar dan staat hij opnieuw recht.
Hij zou maar met zijn ogen hoeven te knipperen
en ik word opnieuw zijn meisje van plezier, zijn tussendoortje, zijn niemendalletje.
Ik slijp alvast mijn messen voor het volgende onvermijdelijke gevecht.
Laat me hem asjeblief snel de doodsteek geven.