En dan nu heb ik alles gedaan,
ik heb de dood overwonnen,
de boom in geklommen om te bewijzen,
haar bril staat iets scheef,
haar handen raken papier,
haar benen gekruist,
ik verlang niet langer meer, ik heb.
Jij bent, ik zal altijd zijn,
ik kan niet ontkennen,
alles is doortrokken met boomschors,
mijn boeken liggen smeulend op een hoopje,
haar ogen vallen langzaam dicht,
haar bril zakt nog iets schever,
haar zachte huid is zo ver weg.
Het eten staat te dampen op de tafel,
niets is zo verwarrend als het licht,
ik zou dicht moeten zijn,
een gesloten boek.
Voor jou ogen ben ik open gegaan,
jij hebt overwonnen,
jij drukte door,
en zij snapt er niets van.
Ik zou grijs willen zijn,
vormeloos,
ik zou verlangen willen zijn,
verlangen naar iets dat ik nu heb bereikt.
Ik zou weer willen haten.
Zij doet alles om mijn hart vast te houden.