Als je soms naar buiten kijkt
Is heel de wereld anders dan gewend
In de buurt die je zo goed kent
Is niets meer wat het lijkt
In de schemering komt de zon eraan
De lantarenpalen schijnen hun vreemde licht
Alleen de lampen zijn niet onttrokken aan het zicht
Zwevende lichtjes die zonder palen lijken te bestaan
Met een kop thee in de hand sta je naar buiten te staren
Veilig bij de kachel die net warm begint te worden
Sta je te kijken naar aan het zicht onttrokken borden
En je vraagt je af of ze er ooit echt waren
Het is een vrije dag, dus tijd bestaat nog niet
Je kijkt hoe de zon langzaam haar kracht terug vindt
Nadat ze gisteren was gedoofd als een uitgeput kind
In een onzichtbare vijver kwaakt een kikker vanuit het riet
Langzaam aan is het de dag die de nacht verdrijft
De zon wordt sterker en de wereld verschijnt vanuit het niets
Dan zie je weer de achtertuin en verschijnt je vertrouwde fiets
Waaraan een druppel als enige getuige van de mist nog achter blijft