Kijk niet verbaasd op, als ik vandaag of morgen
gewoon naar buiten loop, om zomaar een beetje
in de regen te zitten, mijn hoofd in mijn handen
opdat ik het verschil niet merk tussen de regen
en mijn tranen, behalve dan wanneer mijn tranen
meer blijken dan gedacht, en zover stromen dat
ze in mijn mond terecht komen, waar ik vervolgens
merk dat mijn tranen net zo zout zijn als jouw
woorden scherp, en mijn verdriet bitter.
Kijk niet verbaasd op, als ik vandaag of morgen
in de regen ga zitten, mijn tranen proef en daarna
langzaam opsta, met de blik van iemand die zich
zojuist iets gerealiseerd heeft en daar volkomen
van overtuigd is. Wees niet verbaasd als ik daarna
wegloop en niet meer achterom kijk, omdat ik
de regen door mijn hoofd laat spoelen, de wind
met mijn gedachten laat spelen, zodat ik de laatste
week uit kan wissen en ik slechts herinneringen
aan daarvoor over heb.
Wees niet verbaasd als ik wegloop en me halverwege
mijn tocht bedenk hoeveel ik je mis en dat ik zoveel
had moeten zeggen, en nog meer eigenlijk niet,
en hoe alles zo anders had kunnen lopen, hoe wreed
en hoe koud het lot en het leven is, hoe pijnlijk de liefde
en hoe donker de nacht. Verbaas je niet over mij als ik dan
wéér ga zitten, mijn hoofd in mijn handen verberg, me
schaam over mijn woorden die ik al wilde terugnemen
voor ik ze gezegd had. Kijk niet verbaasd op als ik daar
blijf zitten die nacht, om de volgende ochtend met druipende
haren en gebogen hoofd te moeten erkennen dat ik
van je hou.