...
Hij zag in de nevel, gedaantes
soms zag hij schimmen, beneveld
voorkomen, soms keek hij op
de wolken in, en wist figuren
getekend als op het blauwe bord
met mistige blik bekeek hij
de wereld, en bezag het zo
anders - dan u en ik
Op klare dagen schuilde hij
voor veel meer dan regen alleen
en zijn praat liep niet over lip
of over tong, nee zijn stem
tapte uit een ander vaatje
dan die van hem
Men noemde hem gek, men
noemde zich bang, men wist zich
geen raad - met hem..
- O ziet men dan de waanzin, eerder
als ´n zonderling op de regel des gedrag
dan als ‘n bewijs dat een ieder van ons
op zijn eigen regel leven mag ? -
Want hij, hij bekommerde zich - eenvoudig
nergens om, zong en floot, en zo ging hem
het aards gebeuren voorbij
hij danste het buiten terwijl ´t er goot
hij lachte de mens welk hem gebood
o zijn poot loopt niet over deze aardkloot
en terwijl geld ons altijd brengt in nood
waant hij zich vrij van schot, want
´t leven zelf is hem als dagelijks brood
Geef mij dan maar de waanzin, benoem mij
de melaatse van de werkelijkheid, laat
mijn vrijheid u tot dwangbuis dwingen
laat mij vluchten uit dit kader, laat
mijn daden duister en mijn woorden
vreemd, laat mij laat mij laat mij, laat
mij woest klappen de handen, en buigen
voor u, terwijl de mens in vorm vergaat
o laat mij toch de zin hebben -
laat mij toch zin hebben - in de waan!
F.