...
Waar zijn de borden, waar moet ik heen, wie
wijst mij de weg, o waarom ben ik - zo alleen
Nergens zie ik een vinger die ik wijs volgen mag
geen oude heer met hoed en voet, ‘n goed bericht
niets om achter na te lopen, geen reet, geen ideaal
niemand die de hand toereikt, o dit is mijn beklag!
Zie mij hier, eenzaam op de bodem neergeslagen
losgewoeld van blind gejoel en slaafs waangelach
de grijze mensenmassa - het werd mij echt te gek
en nu, nu ik vrijheid ken, kwijn ik bij mijn vragen
Was de belofte vals, of moed niet braaf genoeg
waarom zwijgt hetgeen mij maande, en spreekt
de charme van ‘t vergane, waar toch ligt ‘t licht
zie daar de duisternis als dobber voor mijn boeg
Dit is mijn weg, geworden ’n stil levensmonoloog
alleen en in uw afwezigheid is mijn roepen angstig
de quarantaine van het geloof is de heimelijkheid
van de raad, de onwetendheid is welk mij bedroog
O op onbekende paden dient juist het zwijgen, want
voor waarheid, zal geen – de hulp van boven krijgen
F.