’t was op een koude winteravond
en ik liep eenzaam over straat
langs ramen en gordijnen en
het was donker het was laat
waar het licht was ging ik naar binnen
en daar zat ze aan de bar
met haar zwart gestreepte kousen
haar haar zat in de war
in haar hemelsblauwe jurkje
dat was afgezet met kant
en ze zei mijn naam is Alice
en ik woon in wonderland
waar de straten geplaveid zijn
met goud en met robijnen
waar de wereld geregeerd wordt
door pratende konijnen
waar de bloemen altijd bloeien
en de zon altijd schijnt
waar het gras altijd groen is
en de illusie nooit verdwijnt
en toen ik ’s ochtends thuis kwam
lag de krant al in de gang
met schreeuwende krantenkoppen
en ik werd een beetje bang
VANDAAG IS HET WEER OORLOG
EN MORGEN OOK MISSCHIEN
snel blader ik naar de kruiswoordpuzzels
op pagina tien
een meisjesnaam
vijf letters diagonaal
en ik dacht meteen aan Alice
en haar wonderlijk verhaal