Eén blik
Het was op een dinsdag
Dat ik haar zag
Ze was bloedmooi zo als gewoonlijk
Allemaal mannen stonden om haar heen
Behalve één en dat was ik
Ik was de enige
Die zich afzonderde in gebed
Daat zittend biddend
Dat ik haar mocht wrijven met mijn mond
God is echter geen tovenaar
Als ik haar ik echt willen zou
dan moest ik haar winnen
Maar ja dat deed ik niet
Zo zag, noch hoorde zij
Van mijn doen en laten
Zodat ze mij vergaten
Daar alleen zittend in de kou
De kudde weg trekken zag
Zag ik één blik van die vrouw
En dat is mijn redding geweest
Nooit meer, nee nooit
Zag ik haar immer weer
Maar ook nooit verlangde ik haar te zoenen
Omdat mijn hart nu vervuld was
Tot in miljoenen