Regendruppel.
Parelblinkend. Zonnig hangend
tovert zij in haar kristal
de omgeving van het dal ,
naar de aard’ verlangend.
Parelt zij in dauw verweven
zo het dal als een tapijt
als door feeën neergevleid
hier voor mij gegeven.
Maar gebundeld in een stroom
kan zij veel verstoren.
Zoveel rampen zijn geboren
als zij losraakt uit haar toom.
Anderzijds als ’t zonlicht schroeiend
alle druppels deed vergaan
mensen dorstig verder gaan
wordt haar aanblik boeiend.
Ach de wereld kan niet zonder.
Regendruppels zijn goud waard
zodat men het water spaart
als noodzaak’lijk wonder.
th.