Kilometers snelweg voor me uit,
Beregend asfalt glijdt onder mijn auto door.
Snelle lichten naderen snel vanuit de verte,
Achter deze lichten zitten ook weer auto’s met nog meer licht.
De ruitenwissers vliegen voor mijn ogen van links naar rechts,
Van rechts naar links en weer terug.
Als twee op hol geslagen armen vegen ze de regen van mijn raam,
De druppels vliegen van de voorruit.
Uit de radio klinkt zacht een typisch jaren vijftig lied,
De zanger klinkt me niet bekend.
Toch maakt het me melancholiek,
Ik waan me ineens in die oude tijd.
De opbouw na de oorlog,
De watersnood, de tranen in het hoge water.
Met de familie luisteren naar de radio,
Naar het nieuws over het water dat maar stijgt en stijgt.
Ik schrik op als ik bijna tegen de auto voor me rijdt,
Net op tijd trap ik op de rem.
Een eind verder pak ik de afslag richting huis,
Ik ben weer terug van weg geweest.