En als de nacht in verlichtende helderheid
even alles laat zien zoals nooit tevoren,
slechts een ogenblik waar geen grijsheid
als middenpunt, maar alleen extremen
Wil de bloem dan puur en het bloed zo rood,
de gedachten van een mens slechts herleidt
tot alleen nog vol positief of negatief,
en de wereld vol uiterst goed en ultiem kwaad
En dan nog ik, huppelend, uitermate gek
Vreugdevol met liefde en blijheid,
lachend om mijn eigen geluk en kuren
Omhoog kijkend naar alle anderen
Totdat de helderheid dooft, en de eigen gedachten
het positieve smoort door weemoedigheid,
stress en zorgen in een blij bestaan
waar alles weer beheerst wordt door grijs