T'hageland de dichten dans spreekt voor zich, in heel het gans.
Vanachter elke struik speelt de hage zijne luit.
Het gezucht, t' geklaag der hage speelt kreunend zijne krage.
Bruis en briesend klaagt het land door de hage zijne kant.
Grom en groezelend is de wind die daarin de takken vind.
De hage hoog en klein vinden dan de juiste rijm.
Soms in die dagen is t' zo grauw dat de wind vindt zijne klauw,
grijs gruwend en dan klagend breken t'akken van de hagen.
T' seizoen van winter en de zomer speelt tot aan het lentegloren.
De haag leeft dan weer in t' gans, en speelt met schaduw in de dans.
Vanaf de dagen van zijn groen begint de haag het weer te doen.
Kluwend bruisend en van leven begint de tak weer te leven.
Vanaf de dagen in t' begin krijgt de hage zijne zin.
Geweldig leven is het al, dat de hage geven zal.