De zonnestralen geven jou nu onze warmte
Ook al vinden mijn handen je niet
De vogels vertolken het binnenste van ons hart
Door de klanken in hun lied.
De bomen beschermen je nu tegen de kou
De nacht geeft ons alleen zijn aan
De wolken knipogen nu naar jou
En het is de luwe wind die je zachtjes kust.
En dan voelt de hemel hoe je in zijn armen rust
In dit is de dood toch ook weer groot.