Tranen sijpelen over wangen,
Terwijl twijfel aan haar knaagt,
Stormt wind woest door haar leven,
Waar hartspijn niet vervaagt.
Waaien gedachtes tollend rond,
Toen liefde haar verliet,
Heeft ze enkel nog herinnering,
En tornado van verdriet.
De kou kruipt zelfs genadeloos,
Haar hele lichaam door,
Lijkt geen kachel meer te helpen,
Sinds dat ze hem verloor.
Zo zittend in het noodweer,
Met onweersbui aan smart,
Speelt wind nu met haar haren,
Hij speelde met haar hart.