Een klein meisje kijkt eens goed om zich heen. Ze weet niet hoe ze hier is beland, of waar ze is. Overal waar ze kijkt zijn mooie bloemen met leuke kleurtjes. Er vliegen vlinders in allerlei soorten en maten. Vogels zingen hun mooiste lied, konijntjes spelen tikkertje en er huppelen twee hertjes achter elkaar aan. In de verte ziet ze een riviertje rustig voortkabbelen. Dan dringt het opeens tot haar door, dit is mooi, heel mooi. Het kan zelfs perfect genoemd worden. Het is het paradijs. Het meisje voelt zich intens gelukkig. Ze laat zich achterover vallen en kijkt naar de wolken. Als ze daar genoeg van heeft gehad staat ze op en begint rond te huppelen, achter een vlinder aan. Ze kan niet geloven dat ze ergens is waar alles zo mooi is. Ze steekt haar armen in de lucht en draait in het rond.
Opeens blijft ze verschrikt staan. In de verte ziet ze iets wat niet gekleurd is. Iets wat er somber uitziet. Het lijkt op een boom maar ze kan het niet goed zien omdat het ver weg is. Het meisje probeert zich er niet druk om te maken, want voor de rest is alles perfect. Toch? Ze begint te twijfelen en haar blik word steeds naar de boom getrokken. Ze probeert er niet aan te denken, maar hoe meer ze het probeert, hoe meer ze er wel aan denkt. Ze speelt met de hertjes, en de konijntjes om haar gedachten af te lijden. De boom gaat gewoon niet uit haar gedachten. Ze is te nieuwschierig geworden. Het meisje loopt in de richting van de boom. Ze komt een konijntje tegen die haar waarschuwt voor de boom. “Die boom is niet leuk, blijf er vandaan.” Het meisje negeert het advies van het konijntje. Een paar minuten verder geeft een hertje dezelfde waarschuwing. Weer negeert het meisje de waarschuwing. Ze wordt nog een aantal keer gewaarschuwd, maar ze loopt gewoon door. Ondertussen is ze zo dichtbij gekomen dat het duidelijk een boom is. Een grijze dorre boom, zonder blaadjes. Dood. Het enige wat de boom uitstraalt is verdriet, pijn en verderf.
Het meisje twijfelt even, maar loopt toch naar de boom toe. Ze weet zelf ook niet waarom, maar ze doet het toch. Zodra het meisje bij de boom is begint de grond te schudden. Met een oorverdovend lawaai komt een gigantisch hek de grond uit. Het meisje zit opgesloten, samen met de boom. De dode boom. Het meisje had het paradijs, maar kan daar nu alleen nog maar over dromen. Had ze nu maar geaccepteerd dat het nooit perfect kan zijn.