Teveel gekwetst om een zinnig woord,
Te schrijven aan jou of over mij,
Dat ‘wij’, waar ik tot voor kort,
In durfde te geloven na wat je zei,
Dat je om me gaf, en huilde aan mijn bed,
Is alles een leugen gebleken?
Waar ik zo zeker over leek te worden met,
Jou, en al onze streken?
Terecht of onterecht, je laat niets meer horen,
De onmacht en woede hebben me,
Of is het verliefdheid tot over m’n oren?
Die me zo bezig doet houden over je.
Over jou, mij, dat ‘wij’ waar ik zo van hield,
Zal ik kunnen vergeven en vergeten,
Stoppen met vragen wat ons in godsnaam bezield?
Mag ik het alsjeblieft weten?
Ik vraag je alleen te reageren,
Want wij hadden toch iets?
Heb ‘t lef mijn kwaadheid te confronteren,
Of geef je toch niets?
Om mij, zoals je toen beweerde?
Of ben je zelf te verward om de situatie te begrijpen,
We zouden communiceren, is dat wat je probeerde?
En kon ik toen, ondanks je excuses, alleen maar verwijten?
Het spijt me, klootzak.