Ik gaf mijn hart
Aan de sterverdiepte nacht
Plaatste mijn ziel te ruste
Op de boezem van het goudbloeiende strand
Mijn kus schonk ik
Aan het wervelwaaien van de wind
Mijn gedachten
-Een regenboog verwijderd van de zon
Ik dwaalde door diepzinnige duisternis
Waar fonkelnieuwe dwaalichtjes leidden
Stierf onder de schuimtoppen van de oceaan
Begroef mijn Zijn op de zinkzanderige bodem
Ik vleidde me in het mosgroene gras
Bedreef de liefde met de wind
Leefde voor het leven
En dacht dat dat voldoende was...
Maar zij, met goud ontlokene bloesems van haren
Ogen als saffieren, gepuurd uit sterrenpracht
Ontwordelde wie ik was, ik kan het niet verklaren
Maar sindsdien, ik geef het toe, heeft ze me in haar macht