kon ik je maar wegstoppen in alle hoeken van mijn gesloten eigen werkelijkheid.,
in een oneindigheid de last wat ik draag van jou simpel weg blijven opkroppen,
daar waar niemand jou ooit zou gaan zoeken, in mijn innerlijke werkelijkheid.
kon ik maar in het gevoel...,
het met een slot sluiten,
begrijpen wat ik bedoel...
weg dampen achter mijn ogen,
zoals dauw zich zet op ramen en ruiten,
maar had ik dan niet de jaren ook gelogen...
Tranen er niet mee doen drogen.
Verdriet wat mischien nooit meer was te verzachten...
dus was het leven niet meer als zinloos,
zonder doel op de dood doen wachten.
kon iets of iemand mijn zicht verblinden,
alle angsten kunnen ontzien.
Alle pijn vergeten of niet meer zullen vinden.
Alle pijn wat ik niet verdien...,
zou ik mijn tranen laten stomen,
die iets of iemand mij redden van de krankzinnigheid wat waait in al mijn boze dromen.
Geen herinneringen wat me nog zouden betasten,
op mijn ziel en in mijn gedachten.
Het daar op die plek laten...
Verdwalen in mijn nachten....,
zo ver weg , dat ik je nooit meer hoor praten...,
over hoe we met elkaar lachten..
En je dan in mijn verleden,
wraakzinnig kunnen blijven haten...
was jij maar een illussie ......
en had ik die nog maar niet in de gaten.
Verdoemt in mijn gevoel en begraven in mijn hart.
Het is maar zon ingeving,
wat ik bedenk hier in een stoel zo verwart,
van alle lasten ontnomen en van elkaar appart.
zieke dromen waarin de krankzinnigheid nooit meer start.
Niet meer en niets minder dan een verdrongen illusie.