“In vino veritas” sprak de fles,
tot mijn benevelde brein.
Toen gaf hij de geest,
als soldaat in de orde van azijn.
Er volgden velen, ’n bataljon.
Die streden dapper door.
Wat rest is het kanongebulder,
bonkend van oor tot oor.
Dit is dan de waarheid,
die de fles mij heeft beloofd,
’n tong van leer, ’n droge strot.
Mijn brein totaal verdoofd.
De strijd is nu gestreden,
ik erken het als een heer.
Ik buig mijn hoofd, boven de pot.
En onderga mijn lot maar weer.