Fragment uit 'De kelk' 11 (voorlopig slot)
Een taboe
Zij beweren.
Een schrijver is gebonden
het woord 'ziel' af te zweren.
Zijn manuscript wordt in de
vuilnisbak gekieperd. Gevaar!
Het woord ziel is een gevaar
geworden. Een taboe.
Gecensureerd door hen die
censuur hebben afgezworen. Die
alle soorten van vrijheid
waarborgen. De democraten die
de vrijheid, hoog in hun
in hun banier, als
hoogste goed beschouwen.
Het volk dat zijn leiders kiest,
maar terwijl hunkert naar een
koning.
Het kiest zijn leiders.
Het volk regeert.
Kunstenaars mogen het woord
ziel niet meer gebruiken.
Het herinnert te veel.
De volle vrijheid is enkel
kunstenaars gegeven, mits de
kelk van bitterheid te drinken.
Maar nu niet meer.
Zij worden genegeerd.
Uitgebannen, uitgerangeerd.
Opgesloten. Nee, niet meer
in hun ivoren torens, maar in
sociale woningen. Wat hetzelfde is.
Want, ze zijn mild. Iedereen
moet wonen, ook zij
die in een ziel geloven.
In wat geloof jij? In
wat is moet je niet geloven. Wat
is moet je aanvaarden, en niet
verdringen voor een van je
dromen.
Waarom drinken kunstenaars
kelken leeg? De bitterheid.
Om van te leren. Om te leren
wat wordt begeerd. Om te
zien wat scheef wordt
getrokken.
Voorlopig slot.