Fragment uit 'De kelk' 9
De president vervangt de
koning. Had God geen
koningen aangesteld? Zij die
'het zelf' aards moesten
vermaterialiseren? MammoN
vervangt God. MammoN
die àlles geeft. Maar hij
maakt onderscheid MammoN,
hij maakt onderscheid. Hij
geeft niet voor iedereen. Hij
geeft enkel maar voor de
goeden, en de goeden zijn zij
die hèm aanhangen. Voor de
rest schijnt de zon niet, voor
hen valt geen regen. God
geeft te eten. Alles is
voorhanden. Voor de goeden
zowel als voor de slechten.
Alles. Alles is er.
De slechte kan goed worden.
De goede kan slecht worden.
Het axioma is dat God
alles geschapen heeft. Dat
het blauw van de lucht nooit
groen zal worden. Geen
koning kan maar voor enkele
tijd. Het is een omstandigheid
dat het water nat is. Het is
een oer-geschapenheid, het
kan niet veranderen. Het kan
nooit anders zijn. Nooit,
kan het anders zijn.
Onze zucht: het anders te
maken. Anders. Als het
maar anders is! Elke bocht
door God gemaakt ligt
verkeerd. Elke verbodsplaat
door God gemaakt verklaren wij
toegelaten. Wij botsen!
Wij botsen dat het een aard heeft.
Maar wij moeten niet
botsen. Laat de maan hangen
waar hij hangt. Laat de zee
zijn waar zij is. Laat de
berg berg zijn en de stroom
stromen waar hij stroomt.
Laat de aarde beven. Laat ons
niet corrupt zijn en onze
huizen stevig bouwen, geen
gronden kopen op de
bedding van een rivier die
is drooggelegd. Laat het
stormen, wij schuilen! Wij
hoeven onze huizen niet
te verliezen. Ook niet als
het begint te vriezen, wij
bouwen geen huis op het ijs.*
Wij zijn wèl wijs. Wij doen
niet wat niet kan. Het
onmogelijke doen wij niet.
Wij kunnen Amerika
ontdekken, maar niet
Antletica, want het is er
niet, het bestaat niet! Nergens,
bestaat Antletica. Er zullen
nooit Antleticanen zijn.
*(Kinderrijmpje:
Er was een keer een mannetje, dat was niet wijs. Dat bouwde zijn huizeke al op het ijs. 't Begon te dooien en niet te vriezen, dus moest dat mannentje zijn huizeke verliezen!)