Een straaltje in de rug,
een straaltje in het gezicht.
Geeft je het gevoel ik wil nooit meer terug,
het zet de wereld in een ander licht.
Dit noemt men de lente,
dit noemt men de zon.
Het is iets dat men kent,
dit is waarmee goed weer begon.
De winter is eindelijk voorbij,
einde aan de kou.
Nu loopt de lente aan mijn zij
en geeft de dingen waar ik van hou.
Meer kleuren in het land,
warmte op de rug.
Een vlinder in de hand
en alle vogeltjes terug.
Na een tijdje geeft hij mij door,
dan neemt de zomer me mee.
Het is niet dat ik me eraan stoor,
tegen de zomer zeg ik geen nee.
Tegen herfst hoor je me ook niet klagen,
hij heeft die aparte kleuren.
Met zijn verschillende lagen
hoor je me niet zeuren.
Maar met de winter heb ik pech,
daar zullen tranen vallen.
Daar wil ik zo snel mogelijk weg,
met al zijn vermoeiende dallen.
Hier wordt alles zwart,
hier wordt het niet goe.
Dan heb je een pijnlijk hart
en gaan je ogen toe