Als ik kon vliegen,
Nam ik je mee,
Duizenden mijlen ver,
over wolken, tussen de vogels,
boven de bossen, onder de zon.
Ik zou je beschermen met men
Zijdezachte witte veren,
Je verwarmen met men hart,
Je aankijken met men ziel.
S’ nachts nam ik je mee,
Duizenden mijlen ver,
Over wolken, tussen nachtzwevers,
Boven de sterren, onder de maan.
Ik zou je liefhebben met men lichaam,
Je moed geven met men handen,
Je geluk schenken met men ogen,
Maar…
Ik kan niet vliegen…
Als je van me kon houden,
Zou je me dan meenemen duizenden mijlen ver?
Over wolken, tussen vogels en nachtzwevers?
Boven de zee, de sterren en
Onder de zon, zelfs onder de maan?
Zou je me kunnen beschermen?
Zou je me willen verwarmen met je hart
En me zonder afschuw aankijken?
Als je van me kon houden,
Zou je me dan meenemen,
de nacht in?
Zou je…
… ja, je zou gewoon van me houden,…
maar
je kan het niet,
zelfs niet gewoon…