Zij draagt haar verlangen met zich mee,
gooit foto's weg (in de groene container),
rampen die zij vergeten moet,
onmogelijk betoverend, het boeit mij niet wat zij vind.
Verdrongen, verdringen, verdronken, verloren,
hoekie om, trappie af, vergeten.
Zij heeft haar haren blauw geverfd,
wij wachten op het goede moment,
vallen aan, drukken weg, vliegen naar de toekomst.
Haar bloed vriest, kookt, stroomt,
wij zouden moeten vergeten, dood en liefde,
haar rooddoorlopen ogen zijn gesloten,
sluimerend in haar dooie toestand,
zij heeft de liefde van haar leven gevonden.
De hond is (nogsteeds) dood, zijn vingernagels zijn heilig,
zijn haar is afgeschoren.
Haar horloge loopt een half uur achter,
haar wiet is op, haar liefde groeit,
zij houd van hem, en hij van haar,
tot de dood het niet meer aanzien kan.
Zij verft haar haren zwart.