Er word geslagen met de deuren,
Vloekend in de gang.
Wat zal er nu gebeuren?
Het maakt me toch wel bang.
Mijn naam wordt hard geroepen,
Stampende voetenstappen op de trap.
Stil en angstig in mijn hoekje,
Wacht ik op de eerste klap.
De deur zwaait open,
Klapt tegen de muur.
Het woedende gedaante,
Zijn ogen schieten vuur.
Zijn vuisten richting mijn gezicht
Mijn armen beschermend om mijn hoofd.
Klein en opgekropen als een bolletje
Misschien dat, dat de pijn verdooft.
Mijn moeder in de deuropening,
Wanhopig kijk ik haar aan.
Ze kijkt naar wat mijn vader doet,
Maar blijft bij ons vandaan.
Tranen vol angst,
De pijn die zij niet ziet
Ik probeer mijn vader te stoppen,
Maar heb de krachten niet.
Zachtjes probeer ik hem te zeggen,
Dat ik niet meer langer kan.
Dat hij wel door kan meppen,
Maar ik voel er toch niks van.
Zijn vuisten blijven me maar raken,
Telkens weer, keer op keer.
Ik weet dat het gaat komen,
Nooit, geen klappen meer.
Mijn handen door mijn haar,
Tranen over mijn gezicht.
Klaar houd ik me voor de klap,
Die mijn pijn verlicht.
Plots voel ik me licht,
In 1 klap is alles gedaan,
Het slaan is gestopt,
En mijn vader loopt bij me vandaan.
Maar dan draait hij zich om
Komt naar me terug.
Knielt bij me neer
En legt me op mijn rug.
Een kille koude traan drupt op de grond.
Kijkend hoe het leven langzaam mijn lichaam verlaat.
Heeft hij zo’n spijt..
Maar nu is het al te laat..