Het wilde paard stond zachtjes te grazen onder de bomen
in de lichte stralen van de zon door de bladeren heen.
Een eenzame wolf uit het donker van de bomen komend
zachtjes zette hij zijn poten naar de open plek een voor een.
Even heel even keken paard en wolf in elkanders ogen
en daar was het, de warme gloed die elkander raakte.
Beiden fier en gracieus maar vol met passie en mededogen
dit was het begin van iets dat hen vervolmaakte.
Zo veel gemeen maar toch zo verschillend
Zo vervaarlijk maar toch zo welwillend
Zo begon hun wederzijds vertrouwen
Zo was het dan, jij en ik, lieve vrouwe