drup,
drup,
de kou die in botten lekt
als ik biecht, God, biecht de gek
verklaar mijn gedachten een deïsme
voor ik mijn handen wegtrek
kijk maar goed en kijk voorzichtig
(mijn verlopen zicht een camera obscura)
kies alsof er geen later is
niet met hoop
de blinde mol die in al mijn pijnen graaft
niet met meelij
de dwaze vriend die mee sterven wil
niet met aanvaarding
die uitweg die je wanhopig zoeken zal
geen antwoord is genoeg
weet dat bovenal
jouw stem moet mijn ziel redden
en al mijn lasten dragen
nog even
vanbinnen klink ik hol
niet het gedempte leeg van
houtmolm en uilennesten
maar het witte plastic vloeken van
"vul me met het leven"
drup,
drup,
ik ben ongeluk
en breek na geduldig buigen.