Zijn vingers groeven diepe kuilen
in haar eens zo schone vlees
wat zich met de jaren had bedolven
onder het stof van haar gecreƫerde puin.
Hij zou doorgaan, niet stoppen
tot ook de zijne geen kracht meer koesterde
bebloed en bezweet terugstruikelend
als een geslagen hond.
Hij blies zijn eigen vechtsignaal
maar raakte in de strijd verdiept
die verdomde hoorn toen kwijt
en vervloekt zoals hij was
Hij leerde elke grens verleggen
en toen ook het rode doek gevallen was;
eens ooit wit geweest, als vlag-
leerde hij de vergetelheid van gisteren
Want, met droeve zotheid
groef hij door als dienaar
van de duivel en drager
van haar smart, speelde hij met hellevuur
De wanhoop sloeg hem in de geest
en in haar gepijnigde lichaam en de rimpeltjes
in haar gebarsten lippen verraadden vroeger gegil-
vroeger,
het begin van zijn zoektocht naar een verloren hart.