Zo vrij als een vogel in een gouden kooi
Die twijfelt aan de echtheid van zijn allooi
Zat ik gans luid te fluiten van morgens vroeg
Maar in werkelijkheid klaagde ik misnoegd
Trots alles zat ik opgesloten als prooi
Tussen wat koude tralies en rommelzooi
Terwijl mijn bekje zocht tussen elke voeg
Naar wat frisse lucht als iemand onbevoegd
Totdat men er mij stokwippen op de schooi
Fier en pluim opzettend gevaarlijk mooi
Als een stille schaduw dood naar buiten droeg
Om ergens rustig te worden omgeploegd
Zelfs geen grafsteen op die laatste heuvelplooi
Wie weet kom ik eens terug in een savooi
Om ergens klaargestoomd in een boerenkroeg
Met een wijntje te worden samengevoegd