Het is geen weer om een hond door te jagen
Of met zo’n hondenweer heb ik goed leven
Droomde de hond zwaar rokend in de wagen
Die plots halt maakte bij gietende regen
Zo druipnat aan de schoolpoort aangekomen
Stond moeder daar koud bibberend te wachten
Schuilend onder een van die hoge bomen
Al was ze bij haar kind reeds in gedachten
Weer in de wagen hoorde ik haar klagen
Tot moeder weer bolde over de wegen
Dan lagen kind en hond bomen te zagen
En geen licht noch politie hield ze tegen
Toen wat later hen die slaap werd ontnomen
Keken ze beide verschrikt en verachtend
Moeder vertoonde reeds boze symptomen
Met een blik die er niet zou om verzachten
De hond blafte hij bleef maar om rust vragen
Het kind weende en dat viel moeder tegen
Een onbeleefde hond kon ze verdragen
Maar haar kind moest ons allen een zoen geven