In zijn slaap maakte ik van hem
met gips een mal. Ik vulde
hem met goud, zorgvuldig.
Liet het uitharden, want ik wist
dat hij weg zou gaan en hij ging.
Ik koesterde het beeld van hem,
legde het naast me in het grote bed,
maar het bleef koud.
Mijn tranen gleden langs zijn gouden wangen.
Ik hoopte dat hij door mijn liefkozingen
tot leven zou komen
Maar het ging eenvoudig niet.