En om even te bewijzen dat vrouwen echt twee dingen tegelijk kunnen:
Half slapend, verlangend naar de wind,
je ogen gebrand in het puntje van de sigaret,
die, oh zo stinkt, verlangen.
Schoon, oh mijn liefste,
je vingers die de snaren van een gitaar
eens zo lieflijk bespeelden,
maar de foto die je er mee verscheurde.
Je knuffelbeer heeft een uitstapje gemaakt,
je hebt hem zelf verlaten,
de ring om z'n pootje is afgegleden,
ook zijn verlangen, lang geleden gestorven,
samen met je ogen, oh zo dof.
De verbloeming van je woorden,
gesproken door een volslagen onbekend persoon,
gehaat, geliefd, verloren, gevonden.
De zon is vertroebelt, een donkere brei
van het te-veel-nadenken-jij.
Verlang!
Ooit was de schijn nog groot genoeg
om in te kunnen geloven, maar alles is dood.
Je handen vervagen in de ochtendmist,
de dauw strijkt als een fluwelen deken over je voeten,
die zich langzaam terugtrekken uit mijn kruis.
Ik pas me veel te veel aan,
verlang naar niets dat ik nooit krijgen mag.
Jou liefde is alles wat ik ook nodig heb
je naam om te kunnen schreeuwen als ik sterf.
Haat!
Vergeef mijn *onmogelijk lanzame* begrip,
ik probeer zo goed te zijn voor deze wereld.
Bladzijde 146 ben ik al lang voorbij,
al ben ik nog maar klein, ontzondigd van de slavernij,
ik voel dingen die jij nooit hebt kunnen voelen.
Liefde!