De weg naar m’n hart op slot,
maakt alles kapot.
Allemaal liefs om me heen,
maar ik lijk wel van steen.
Het doet me zoveel,
maar dicht zit m’n keel.
Van emotie, verdriet en geen uitzicht,
niks wat dit donkere gevoel verlicht.
Het doet me pijn, zóveel,
meer dan je weten wil.
Alsof ik het expres doe,
maar ik ben zo moe.
Van het vechten tegen die slopende gedachten,
meer kan je van mij niet verwachten.
Niet op dit moment,
dit gevoel dat nooit went
maar toch zo vertrouwd lijkt;
dat m’n horizon niet verder reikt
dan deze donkere deken,
die alle kleur doet verbleken.
Er is geen slot,
naar God
Er is geen slot naar jou,
je weet toch dat ik van je hou..?
Soms voelt het alsof ik weer opnieuw beginnen moet,
met contact maken, iets wat een ander heel makkelijk doet.
De onrust in mij is zo groot,
dat ik iedereen afstoot.
Ik ben bang,
rust en geluk is waar ik naar verlang.
En soms zijn woorden niet eens nodig,
is nét die ene zin overbodig.
Ik schreeuw van binnen om een paar armen om me heen,
maar ik kan het niet uiten, zó gemeen.
Iets wat ik helemaal niet wil,
maar niemand die het kan horen, want ik ben stil.