Het piepende hek, maakt meer geluid dan ik verwacht,
de wind fluisterd meer dan zacht.
De stilte om me heen,
ben ik daar alleen.
Het grind kraakt onder mijn schoen,
ik vraag me af of ik dit moet doen.
Niks dat geluidmaakt, alles is stil,
en dan weet ik dat dit is wat ik wil.
Langzaam maar zeker zet ik stap voor stap,
tot ik aankom bij de trap.
drie treden op, en dan naar rechts daar moet ik zijn
en als ik het zie voel ik opnieuw de pijn.
ik zie het oor me jouw graf, jouw steen,
ik kan er nu niet meer omheen.
jij ligt daar oor mijn neus,
en ik? ik had geen keus.
Ik moest je wel uit handen geven,
en nu ben jij vertrokken uit mijn leven
Daarom is mijn hart nu geblokeerd,
omdat jij mj teeel hebt bezeerd.
Ik ben bang nog meer mensen te verliezen,
dus waar kan ik dan nog oor kiezen?
de dood, een geisoleerd leven?
wat heb ik nog op te geven.
met jou lijkt mijn hele wereld ergaan,
met jou ben ik ook ophouden te bestaan.
je was mijn vriendin maar wat ben je nou?
ik wou dat het hetzelfde wezen zou.
maar dode vrienden moet je laten gaan,
en niemand hier die mijn pijn kan verstaan.
niemand die begrijpt dat ik nog steeds aan je denk,
niemand die begrijpt dat ik je nog deze woorden schenk.
ze denken dode mensen bestaan niet meer,
en dat doet mij zeer.
de mensen hier zeggen : je bent niet goed wijs,
omdat ik weer naar je graf afreis.
ze snappen niet dat ik het hek niet oor eeuwig sluit,
ze snappen niet dat ik steeds weer op jou stuit.
maar lieve schat ik kom eraan,
als ik later zelf ook dood mag gaan