Ik voel nog steeds die vlinders,
als ik jou ogen in mijn rug voel branden.
Ik voel nog steeds je vingers,
je blikken en je handen.
Wij voelden samen vlinders,
maar deden er niets mee.
Nu heb je haar,
maar bij haar voel je ze niet
en ik hoop dat jij dat inziet.
Ik voel nog steeds die dekselse vlinders,
kronkelen in mijn maag
En al bij een woord,
een aanraking,
een vraag,
een zin,
een blik,
voel ik nog steeds die vlinders