Wat je eens liefde noemde spat uit elkaar
alsof het samengebonden werd met dynamiet.
Alles wat ik voor elkaar probeerde te krijgen
heeft geen waarde meer, verandert van goudmijn
naar een net ingestorte mijn, vol stof.
Licht dat pijn doet aan je ogen, dat zich voordoet
als je redding, maar pas als ik jou weer zien mag
komt alles weer terecht waar het hoort te zijn.
De storm begeeft het niet, maar dendert door,
verwoest mijn leven verder dan het moet.
Mijn verweerde hart liet haar oude littekens open scheuren
tranen van bloed stroomden als het bier
waar mee ik mijn verdriet verborg.
De spijt van alle dingen die ik niet heb gedaan,
het onmogelijke gebaar van houden van,
de woorden die ik niet over mijn lippen krijg,
ales werkt langzaam tegen me,
hoeveel ik ook van je houd, steeds weer
steek ik messen in mijn eigen hart en bloed,
wat moet ik zonder jou?
Je ogen kijken me aan, maar zodra ik m'n ogen open
ben je weer verdwenen, waar ben je?
Waarom kan ik je niet omhelzen en van je houden,
warom kan ik mezelf niet laten zeggen
"je betekend alles voor mij."