De traan glijdt over haar wang,
en valt op de grond.
Er is niemand die iets om haar geeft,
niemand die met haar meeleeft.
Niemand die haar liefde schenkt,
en niemand die haar geluk brengt.
Ze verbergt zichzelf,
achter haar masker.
Zeggend dat ze niemand mag,
zeggend dat ze alleen wil worden gelaten.
Wetend dat ze aandacht wil,
blijft ze stil.
Ze zet geen stappen,
denkt dat niemand haar wil snappen.
Ze wil contact,
maar denkt niet dat ze dat kan maken.
Zichzelf nog steeds verbergend,
weet ze dat niemand haar kent.
Nog een traan glijdt over haar wang,
maar wordt bij haar mond weggeveegd.
Iemand die eeuwig van haar houden zal,
breekt de val.
De val van de traan,
maar ook de val van haar bestaan.
En dan weet ze weer,
dat het belangrijkste in haar leven,
vrienden zijn,
die om haar geven.