America, New York, 11 September 2001
Het World Trade Centre
Getroffen door twee vliegtuigen.
Alsof er zomaar een ongeluk gebeurt.
Gewoon op een dinsdagmorgen.
Een brand breekt uit
Tientallen, honderd, duizenden mensen
Allen omringt door een zee van vuur.
Te hoog om te springen.
Brandweer, politie, ambulance
Helpen waar je helpen kan.
De hele wereld is geschokt.
Amerika, dat zo machtig is en groot,
Wordt ineens getroffen met de dood.
Het wordt getroffen op een zwakke plek.
De lucht kleurt zwart.
Mensen huilen, gillen of zijn dood.
De wereld kijkt toe.
Geschrokken.
Alle mensen worden één in zo’n geval.
Het maakt niemand uit of je bruin of blank bent,
Rijk of arm, dik of dun.
Geen verschil meer, door zo’n ramp.
En dan het Pentagon.
De kern van de militaire macht.
Het geheime brein achter de vrede op aarde.
Wie o wie doet zoiets?
Vragen roept het bij je op. Steeds meer en meer.
Niet alleen Amerika is slachtoffer.
De rest van de wereld ondervindt zo ook schade.
Amerika, het hart van moeder aarde.
Het sterft langzaam maar zeker weg.
Een virus zijn wij, wij die haar dit aan doen.
Een geschenk hebben we gekregen, maar gaan er niet goed mee om.
Van samenwerking heeft geen mens ooit gehoord.
En dan te bedenken dat je alles samen moet delen.
Vreugde en verdriet.
Niemand zal ooit een ander laten lachen.
Pijn doen we elkaar iedere dag.
Nederland, 12 september 2001