Ik zag jou.
Het eerste wat me opviel aan jou waren je ogen,
ze waren zo donker, zo donker als de nacht.
De tyd ging voorby,
en we werden beste vrienden,
de mensen dachten altyd dat we een relatie hadden.
Ik vertelde jou alles over myn verleden,
en jij accepteerde dat.
Je haatte me niet om wat ik gedaan had.
Je hebt my ook geholpen,
om te accepteren wat ik gedaan had.
De tyd die ik met jou doorbracht,
waren de tofste uren die ik ooit kon meemaken.
Tot op het moment,
Dat jij kwam met die bekening.
Je vertelde me hoeveel je van me hield.
Ik wist gewoon niet wat ik moest reageren.
Ik heb je altyd gezien als een vriend,
ik heb er nooit over nagedacht,
of ik gevoelens had voor jou.
Je overviel me gewoon.
Omdat ik niet wist wat te zeggen,
dacht je dat ik niet van je hield.
Je ging weg met een gebogen hoofd.
Ik wilde je achterna lopen,
maar iets binnenin my hield me tegen.
Ik besef hoeveel pyn ik je gedaan heb,
door niets te zeggen.
Twee dagen gingen voorby,
en nog altyd had ik niets van jou gehoord.
In die tyd dat ik je niet zag,
miste ik je ontzettend veel.
Op dat moment,
realiseerde ik dat ik van je hield.
Ik reed onmiddelyk naar je huis,
maar jij was er niet.
Ik ging naar achter,
de deur stond open.
Ik ging naar binnen en riep,
maar ik kreeg geen antwoord.
Ik weet niet meer wat ik toen gedaan heb,
maar op een bepaald moment stond ik in jou kamer.
Op je bureau lag een brief,
ik wist dat ik het niet mocht, kon lezen,
laar toch nam ik hem vast en begon te lezen.
Toen ik hem helemaal gelezen had,
viel ik op de grond.
Ik kon het niet geloven wat ik las:
Het spyt me dat ik jullie verlaat,
maar ik kan niets anders.
Ik kan niet leven zonder het meisje,
waarvan ik met hart en ziel hou.
Maar de liefde komt maar van een kant,
en met zo een gevoel kan ik niet verder leven.
Het spyt me echt,
voor al het leed dat ik jullie aangedaan heb,
en wat ik jullie aan doe,
maar ik weet geen andere oplossing.
Tegen dat jullie dit lezen ben ik er niet meer.
Ik wil jullie gewoon zeggen,
dat ik in vrede ben gestorven,
en als jullie me vinden,
wil je me ook op de plaats daar begraven.
Het spyt me echt heel veel.
Ik kon het niet geloven,
dat gebeurt allemaal door my.
Ik dacht na waar ik je kon vinden.
Op een bepaald moment,
herinnerde ik de rotsen.
Toen we daar zaten,
vertelde je me ooit dat,
moest je dood gaan dat je daar wilde begraven worden.
Ik vond je,
op het punt om van de rots te springen.
Ik liep naar je toe en trok je naar achter.
Maar je trok je los.
Jij zei:
Ik weet dat je niet van me houd,
dus doe alsjeblief niet alsof.
Ik was ontzet daardoor maar,
antwoorde toch:
Ik hou oprecht van je,
ik wist gewoon niet wat te zeggen,
en als je nu springt,
dan spring ik met je mee,
want ik wil je niet kwyt.
Hy leek verrast door myn woorden.
Ik liep naar hem toe en omhelsde hem.
Ik weet niet wat er dat moment gebeurde,
maar de rots waar wy op stonden brook af.
Elkaar omhelsend vielen we naar beneden,
nu zyn we voor altyd samen,
en niets kan ons nog tegen houden.