Aangeslagen door stevige stormstoot.
Daverend kabaal in het helmloos hoofd.
Ergens zag je een ranke reddingsboot.
Edoch, die illusie is je ontroofd.
Eindeloos lijkt de kille oceaan.
IJzig koud water, steeds weer wegzakken,
Je kelen snakken, je hart is 'n krater.
Lichtloze zeebodem wenkt langzaamaan.
Nooit lijkt een nieuwe dag aan te breken.
Nimmer lijkt een eiland op te doemen.
Noch lijkt een engel je naam te noemen.
Ooit komt echter 'n vlot uit verre streken!
Vandaag slaat 't noodlot je om de oren,
Vervolgens schijnt licht uit een vuurtoren.